Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Atomen zijn zelf ook weer samengesteld uit deeltjes. Alle atomen bestaan uit dezelfde bouwstenen:
- Protonen (+)
- Elektronen (-)
- Neutronen (0)
De hoeveelheid van deze deeltjes bepaald welk atoom je hebt. Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen. Wanneer het aantal protonen vast staat kan het aantal neutronen nog wel eens wisselen. Dit kan een isotoop zijn.
Isotopen zijn variaties op hetzelfde element. Het aantal protonen is gelijk maar het aantal neutronen verschilt.
De kern van een atoom bestaat uit protonen en neutronen en daaromheen bevinden zich wolken met elektronen. Deze elektronen cirkelen om de kern heen. Deze kern kan instabiel zijn en uit elkaar vallen. Hierbij komt radioactieve straling vrij. Wanneer de kern uit elkaar valt krijg je een nieuwe hoeveelheid protonen en neutronen waardoor je een nieuw element krijgt. Dit gebeurd volgens een halfwaardetijd. Dit wil zeggen dat als je zolang wacht, de helft van de isotopen gevallen zijn.
De schillen van een atoom hebben een belangrijke rol bij het aanleggen van chemische bindingen. Zodra je een molecuul hebt, is dat een binding van twee of meer atomen bij elkaar. Een atoom is een element en twee atomen met elkaar verbonden is een molecuul.
Verbindingen vormen kan door elektronen uit te wissen en/of te delen. De elektronen bevinden zich in schillen rondom de kern en deze schillen kunnen vol zijn en niet vol. Door het overnemen van elektronen kun je schillen vol maken. Een volle schil is het meest stabiel.
Chemische bindingen zijn uit te drukken in een aantal soorten:
- Covalente bindingen
- Ionbindingen
- Waterstofbruggen
Elektronegativiteit: De mate waarin een atoom de schillen probeert te vullen en dus de mate waarin een atoom elektronen kan opnemen en afstaan. Als je een elektron afstaat heb je een positive lading en als een elektron opneemt heb je een negatieve lading. Dus een positief geladen atoom heeft een zwakke elektronegativiteit.
Ion: een atoom met lading. Een extra elektron geeft een negatieve lading en een missend elektron geeft een positieve lading. De tegengestelde polen trekken elkaar aan.
Colvalente binding, hierbij worden elektronen niet volledig overgegaan van het ene atoom naar het andere maar worden ze gedeeld met elkaar. Covalente bindingen kunnen bij een enkele binding t.o.v. elkaar draaien. Zij delen twee elektronen met elkaar. Wanneer er vier of meer elektronen gedeeld worden hebben ze een dubbele binding. dat is een rigide situatie. Hier kan geen rotatie plaatsvinden. Dan hebben atomen dus altijd een vaste positie t.o.v. elkaar.
Apolaire en polaire bindingen
Apolaire en polaire bindingen zijn bindingen waarbij elektronen worden gedeeld. Een molecuul met een covalente binding is in principe neutraal, maar toch komt het voor dat de ladingverdeling niet helemaal mooi verdeeld is over zo'n molecuul. Kernen trekken verschillend aan de elektronen die gedeeld worden.
Hydrofiel vindt water leuk en lost goed op in water. Polair.
Hydrofoob is bang voor water en is a-polair. Er is geen ladingsverdeling over het molecuul.
De chemie van de cel
Posted by
Student
with
No comments
0 comments :
Post a Comment