Invasie en metastering

Van kaner is een van de balngrijkste kenmerken het vermogen tot infiltrerende groei in omliggende weefsels. Bij infiltratie in de omgeving kunnen de volgende cellulaire processen worden onderscheiden:

• Losraken van de cel uit het weefselverband
• Proteolyse van extracellulaire matrix componenten
• Migratie van de infiltratieve kankercel.

Losraken uit het weefselverband
Epitheliale cellen zijn in normale weefsels hecht met elkaar verbonden. Hierbij spelt E-cadherine een belangrijke rol. E-cadherin is een groot transmembraan glycoproteine dat homotypische bindingen vormt; dat wil zeggen dat de extracellulaire domienen van twee E-cadherine molecule een hechte verbinding kunnen vormen. Uit recent onderzoek is gebleken dat infiltratieve carcinoomcellen verlies van E-cadherin-expressive tonen.
Integrinen zijn heterodimere transmembraan eiwitten die receptoren vormen voor extracellulaire matrixmoleculen. De aanhechting van epitheelcellen aan de basale membraan berust vooral op interacties tussen integrinen en basale-membraan molecule.  Bij infiltratieve groei raken de cellen los van hun balsale membraan en hechten zich, om te zich kunnen migreren aan interstitiele extracellulaire matrixcomponenten. De cellen gebruiken hiervoor integrinen.
Epitheliale-mesenchymale transitite (EMT) hierbij omvormen epitheelcellen naar mesenchymale cellen en daardoor vertonen ze migratie gedrag.

Epitheliale-mesenchymale transititie (EMT)

Proteolyse van extracellulaire matrixcomponenten
Bij de afbraak van de extracellulaire matrix (ECM) in het process van infiltratieve groei zijn meerdere enzymsystemen betrokken. Tumorcellen maar ook ractieve ontstekingcellen produceren niet-specifieke proteasen zoals trypsine en cathepsinen. Een van de belangrijke en specifieke protease geproduceerd is matrix-metalloproteinasen (MMP). Bij de afbraak van de matrix door MMP's komen groeifactoren (zoals VEGF en b-EGF) vrij die in de matrix liggen opgeslagen. Naast het scheppen van ruimte voor migrerende tumorcellen bevorderen MMP's derhalve de groei van infiltratieve stroma cellen.
Van de plasminogeenactivators (PA) de tumorcellen produceren uPA, maar veelal juist de stromacellen produceren het. De tumorcellen dragen dan receptoren voor uPA op hun celoppervlak, waardoor uPA wordt geconcentreerd en geactiveerd.